Vierde selectie uit het boek “Fi Dhilal Al-Qur’an”

door: Sayyed Qutb rahimahullah


{“Roepen jullie de mensen op tot vroomheid en vergeten jullie jezelf, terwijl jullie het Boek voorlezen? Begrijpen jullie dan niet?”} [al-Baqarah; 44]

“En terwijl deze Koranische tekst bedoeld was om de uitgroeisels van een werkelijkheid die de Kinderen van Israel aantastten, te confronteren, is zijn belang gericht op het menselijk ras, in algemeenheid, en tot de mannen van de godsdienst, in specifiek. Het is eeuwigdurend en veelomvattend; niet gericht op één groep der mensheid in uitsluiting van een ander, of een generatie in uitsluiting van een ander.

Waarlijk, de belangrijke blunders van de mannen van de godsdienst – toen de religie slecht een handel of een product werd, zonder een stimulerend geloof erachter – is dat zij zeggen met hun tongen wat niet in hun harten is; ze bevelen het goede en ze voeren het niet uit, en ze roepen mensen tot vroomheid terwijl zij het zelf negeren, en ze verdraaien woorden van hun bedoelde betekenissen, en ze interpreteren de duidelijke teksten in bevel om hun eigen begeerten en verlangens te dienen, en ze produceren een fatwa en een uitleg dat samen schijnt te gaan met de duidelijke betekenis van de tekst, maar toch verschilt het in zijn realiteit met de realiteit van de godsdienst – dit alles in opdracht om de verlangens tevreden te stellen van degenen die rijkdom en macht bezitten, net zoals de Joodse rabbi’s gewoonlijk doen!

Om te roepen tot vroomheid en rechtvaardigheid welke in tegenspraak is met hetgeen dat getuigd is in het karakter en gedrag van de oproeper is de dodelijke blunder dat twijfel doet stromen in de zielen – twijfel niet slechts in de oproeper zelf, maar in datgene waar hij naar oproept! Het is datgene dat de harten en gedachten van de mensen stopt in een staat van bezorgdheid omdat ze het mooiste der woorden horen, maar toch de slechtste der daden zien. Als resultaat, zijn ze gegrepen met verwarring tussen het woord en de daad waar ze zojuist getuige van waren, en van hun zielen druppelde, is de fakkel dat verlicht is door het juiste geloof, en uitgeblazen is de lamp in hun harten welke verlicht is door geloof, en ze keren nooit terug naar het leggen van hun vertrouwen in de godsdienst na hetgeen dat ze getuigden van de mannen van de godsdienst.

Waarlijk, een woord komt langs als dood en levenloos, maakt niet uit hoe weerkaatsend en enthousiast het moge zijn als het niet voortkomt uit een hart dat erin gelooft. Een persoon zal niet de waarheid geloven dat iemand tot hem spreekt tenzij deze spreker zichzelf transformeert in een levende uitdrukking en personificatie van hetgeen dat hij zegt. Zodra dit plaatsvindt, zullen de mensen geloven, en zal hun vertrouwen voort gelegd worden, zelfs als de woorden die ze horen geen glans en betovering bevatten. Dit is omdat op dit punt de woorden zelf hun macht tekenden van het worden toegepast en niet van hun welsprekendheid; ze tekenden hun schoonheid uit hun waarheidsgetrouwheid en niet uit hun glans.

Op dit punt, wordt het een levensstraal, aangezien het voortgestroomd is van iets waarlijk levends.”
[1/68]