Degenen die hem, salla Allaahu ‘alayhi wa sallam, volgden in Tijden van Ontbering

                                                                                        Imaam Ibn Katheer, rahimahu Allaah

 

“Allaah heeft zich voorzeker met barmhartigheid tot de Profeet gewend en tot de Muhaajireen (Migranten) en de Ansaar (Hulpgevers), die hem (de Profeet) in het uur van nood volgden, nadat het hart van een gedeelte van hen bijna was bezweken. Toen vergaf Hij hen. Voorzeker, Hij is Liefderijk, Genadevol jegens hen.”

[Suurat At-Tawbah; 117]

Mujaahid, rahimahu Allaah, zei: “Deze vers werd geopenbaard betreffende de Slag van Tabuuk. Zij vertrokken voor die Slag tijdens een periode van ontberingen. Het was een jaar met weinig regen, intense hitte en schaarste aan voorraden en water.”

Qataadah, rahimahu Allaah, zei: “Zij vertrokken naar Ash-Shaam gedurende het jaar van de Slag van Tabuuk, in een tijd waarin de hitte zeer intens was. Allaah wist hoe moeilijk deze dingen waren en zij leden grote ontberingen. Aan ons werd verteld dat twee mannen gewoonlijk de dadels met elkaar deelden. Sommigen van hen zouden om de beurt aan een dadel zuigen en van het water drinken, en het dan doorgeven aan een andere man om erop te zuigen. Allaah vergaf hen en stond hen toe om terug te keren van deze Slag.”

Ibn Jareer, rahimahu Allaah, leverde over dat ‘Abd-Allaah Ibn ‘Abbaas, radiya Allaahu ‘anhu, zei dat ‘Umar Ibn Al-Khattaab, radiya Allaahu ‘anhu, werd herinnerd aan de Slag van de Ontberingen (Tabuuk) en dat ‘Umar, radiya Allaahu ‘anhu, toen zei: “Wij gingen met de Boodschapper van Allaah voort naar Tabuuk in de intense hitte. Wij plaatsen ons kamp op ene plek waar wij zo hard werden getroffen door de dorst dat wij dachten dat onze nekken door midden zouden worden afgescheiden. Eén van ons zou er gewoonlijk op uit trekken in een zoektocht naar water en hij zou niet terugkeren voordat hij bang zou zijn dat zijn nek door midden zou worden afgescheiden. Iemand zou zijn kameel slachten, zijn ingewanden uitknijpen en de inhoud daarvan opdrinken, waarbij hij wat er ook overbleef op zijn nieren zou plaatsen.”

[Tafseer van Ibn Katheer, rahimahu Allaah, 2/378]